Er bestaan verschillende gradaties in overtraining. Je hebt NFOR, niet-functionele overtraining en er is OTS, het overtrainingssyndroom. De symptomen zijn gelijkaardig: dalende prestaties, hoge niveaus van vermoeidheid en psychologische en hormonale storingen. Het grote verschil is dat je van NFOR in een paar weken of maanden kan herstellen. Bij OTS spreekt men snel van maanden tot jaren en bereiken de atleten heel waarschijnlijk nooit meer hun beste niveau. Het is dus van groot belang om de diagnose tussen NFOR en OTS tijdig en juist te stellen. De onderzoeksgroep Menselijke Fysiologie (MFYS) van de Vrije Universiteit Brussel verzamelde data van 100 atleten, die mogelijk NFOR of OTS hadden en ontwikkelde een heel unieke test om het onderscheid vast te stellen: de TOP-test= training optimalisation test. Op dit moment is het de enige wetenschappelijke test om het verschil tussen NFOR en OTS vast te stellen. De resultaten van het onderzoek van het team van prof. Romain Meeusen werden gepubliceerd in het toonaangevende sportwetenschappelijk tijdschrift Medicine & Science in Sports & Exercise
Om hun prestaties te verbeteren voeren atleten vaak hun training op. Een bepaalde graad aan overbelasting in combinatie met voldoende hersteltijd voert tot prestatieverbetering. Dit noemt men functional overreaching (FOR) of functionele overtraining. Wanneer de balans tussen training en herstel niet goed zit, kan niet-functionele overbelasting (NFOR) optreden. De eerste symptomen van NFOR zijn een achteruitgang van de prestaties, aanhoudende vermoeidheid en een verminderde mentale weerstand. Indien een NFOR niet tijdig herkend wordt kan dit uitmonden in het overtrainingssyndroom (OTS).
Het verschil tussen NFOR en OTS is moeilijk vast te stellen. Ze hebben gelijke kenmerken zoals dalende prestaties, hoge niveaus van vermoeidheid en psychologische en hormonale storingen, op zich al symptomen die ook aanwezig kunnen zijn als de atleet ziek is.
Het team van prof Romain Meeusen begint haar testen daarom steeds met het uitsluiten van alle mogelijke andere oorzaken van de prestatiedaling. Bij een grondige medische check up zoekt men naar eventuele organische ziekten of infecties. Het volledige bloedbeeld incl. de hormonale toestand wordt onderzocht. De psychomotoriek wordt getest, met een aantal aandachts- en reactietijd tests en er komen ook psychologische vragenlijsten aan te pas die de gemoedstoestand van de atleet onderzoeken. Nadat andere mogelijke oorzaken zijn uitgesloten komt het er nu op aan om vast te stellen of de atleet aan NFOR of OTS lijdt.
Hiervoor gaat men met de TOP-test aan de slag. Voor de TOP-test worden er twee inspanningstesten uitgevoerd waarbij hormoonwaarden (ACTH, Groeihormoon en Prolactine) worden gemeten. De hormonen die getest worden zijn afkomstig van de hypofyse en goede indicatoren voor de ‘stresstoestand’ van het lichaam. Tussen de twee testen wordt een pauze van een viertal uur ingelast. De reactie van de hormonen op de tweede test is belangrijk. Is de reactie sterk gestegen is ten opzichte van de eerste test kan men van NFOR uitgaan. Bij een atleet met OTS zal de hypofyse tijdens de tweede test niet meer reageren. “We gaan ervan uit dat bij OTS verschillende biologische, neurochemische en hormonale reguleringsmechanismen niet meer goed functioneren. Is er geen of weinig reactie meer van de hormonen kunnen we er dus ook van uitgaan dat de atleet een overtrainingssyndroom heeft. Wij hebben deze TOP-test ontwikkeld nadat er in veel gevallen werd vastgesteld dat atleten die twee maal per dag trainen dikwijls slechter presteren tijdens de ‘namiddag’ training. Met deze test kunnen we nu dus tijdig een geval van NFOR vaststellen en kan actie ondernomen worden. Nog beter is natuurlijk preventie. Ook hiervoor hebben we een vragenlijst ontworpen die trainers kunnen gebruiken.”